De Argentijnse manier van onderhandelen
Radelozen van Bestuur
“Verdwijnden” en een detentiecentrum

Rotterdam, zaterdag 21 januari, 2005

Er was weinig verkeer op de weg. Langs de A20 lagen nog wat resten vuile sneeuw te smelten. Bastiaan bladerde op de achterbank in de Telegraaf zonder op te nemen wat hij las. Hoe was het mogelijk dat nou net Santiago de zaak had geflest? Santiago was een krachtige leider en een voorbeeldige manager die SecuriSur succesvol door de Argentijnse crisis had geleid.
De skyline van Rotterdam werd opgeslorpt door de mist. Pas vlak bij het Marconiplein kon hij het rode logo van SecuriGlobe op het Securicenter zien ronddraaien: een globe in de vorm van een gestileerde G met een soort $-teken daarin. Voor de hoofdingang stapten een paar mannen in dure windjacks uit een taxi. Nikes onder hun strakke spijkerbroeken, ronde brilletjes, een loodgieterstas in de ene hand en een BlackBerry in de andere.
‘Advocaten,’ mompelde Bastiaan. ‘Of zakenbankiers, nog erger.’
Het geroezemoes in het atrium klonk als in een overdekte stationshal. De laatste beurskoers op een scherm bij de ingang gaf 17,90 aan. Op de achterwand was een wereldkaart geprojecteerd met lichtjes op plaatsen waar SecuriGlobe een vestiging had. Leaders in Global Security stond er boven. Het kantoor van SecuriSur in Ushuaia stond er nog steeds niet op, het meest zuidelijke in de wereld. Hoe vaak moest hij dat nou nog vragen? Zo moeilijk was dat toch niet?
Naast een vitrine met gebruiksvoorwerpen uit de beveiligingswereld stond een pizzakoerier te wachten, in zijn armen een stapel dozen. Een veertiger op dure sneakers instrueerde gehaast zijn assistente, voor hij via de draaideur naar buiten ging. Geknauwde flarden telefoongesprekken. Aan de leestafel zaten drie snotneuzen over hun laptop gebogen. Het adrenalinecircus was in volle gang.
Op de bovenste verdieping kwam hij Rob en de accountant van Dachs & Sweetwater tegen. Die keek Bastiaan bezorgd aan. ‘Dat Argentijnse lijk komt wel op een buitengewoon ongelukkig moment uit de kast rollen,’ zei hij met een geaffecteerde stem. ‘Bij de geringste twijfel moet het management vervangen worden. We kunnen ons geen problemen met de SEC permitteren.’
‘Bastiaan gaat die kerels er sowieso uitgooien,’ zei Rob, alsof hij bang was dat Bastiaan nog van gedachten zou veranderen.
Nog voor deze had kunnen vragen waarom de accountants de winstverschuiving niet hadden opgemerkt, verdwenen de heren in de kamer van Ton.

Buenos Aires, 14 oktober 1974

Don Manuel Vidal sluimert in het niemandsland tussen bewust- en onbewustzijn. Een ruwe bal rolt langzaam door de spelonken van zijn geheugen. Een bal van klittenband die op zijn tocht steeds meer onsamenhangende herinneringen verzamelt. Een bal die zijn eigen weg gaat en willekeurige herinneringen ontfutselt. Hij rolt weer door en walst her en der een nieuwe gedachte plat. Als Don Manuel eindelijk aan de oppervlakte komt, heeft hij dorst, vreselijke dorst. Hij voelt pijnscheuten achter zijn ogen. Het lijkt of iemand zijn hersenen in elkaar aan het persen is. De bal rolt terug en laat tergend langzaam los wat hij op zijn tocht heeft opgenomen. Don Manuel probeert zich te oriënteren. Hij ligt op zijn buik op een harde ondergrond. Het is pikdonker, hij is geblinddoekt. Het ruikt naar vochtige aarde en zoetige weeïgheid. Naar urine en rattenkeutels.
Pijn snerpt in zijn dijen als hij zijn been beweegt; zijn polsen zijn achter zijn rug strak aan zijn enkels gebonden, zodat hij als een boog gespannen staat. Waarom ligt hij hier? Waar is hij? Hij richt zijn hoofd op, steken schieten door zijn borst. Moedeloos laat hij zijn hoofd weer op de grond vallen.
Geleidelijk beginnen zijn herinneringen zich te ordenen. Hij ziet de lente onderweg naar kantoor, het busje dat voor hem stopt, de mannen die eruit springen, zijn chauffeur die zonder meer wordt neergeschoten, de verbrijzelde ruit. Hij spartelt tegen en dan de klap met de geweerkolf in zijn ribben en later op zijn hoofd. Don Manuel begint ongecontroleerd te rillen. ¡Hijo de puta! Hij zal toch niet in een Volksgevangenis zitten?
Een paar weken geleden hadden ze zo’n gevangenis ontdekt. De omstandigheden waarin een kolonel negen maanden lang door de maoïsten gevangen was gehouden waren afschuwelijk geweest. Bijna maandelijks werd er een industrieel of grootgrondbezitter ontvoerd door de guerrilla’s. Met het losgeld werd de oorlog in Tucumán gefinancierd. Soms liquideerden ze de gevangene, soms lieten ze hem na vele maanden gaan, de rotzakken.
Godverdomme! Deze maand ben ik aan de beurt, schiet het door zijn hoofd. Waarom moeten ze mij nou hebben? Hij begint weer te trillen. Hoeveel zouden ze vragen? Zouden ze hem laten gaan? ¡Mierda! ¡Mierda! Zou hij ook gemarteld worden? Dat schenen ze tegenwoordig te doen. Maar waarvoor? Waarom zouden ze iemand martelen als ze het losgeld toch wel kregen? Hij probeert niet te denken aan de methodes die de guerrilla’s hebben overgenomen van de geheime politie, maar de vreselijkste beelden komen aanrollen als golven naar het strand bij windkracht acht. Zijn krachten vloeien weg. Hij is misselijk en moet vreselijk pissen.

Buenos Aires, dinsdag 25 januari, 2005

D

Doctor Aránguiz plaatste zijn ellebogen op tafel en drukte zijn handpalmen tegen elkaar. Het was duidelijk dat hij op dit moment gewacht had. ‘U zult begrijpen dat mijn cliënten deze situatie niet gewild hebben. Onder druk van een grote fraude bij een zustermaatschappij en een voorkenniszaak in de boezem van de Raad van Bestuur van SecuriGlobe zelf, worden ze publiekelijk geslachtofferd zonder een sprankje bewijs. In de Verenigde Staten is niemand ontslagen, maar in Argentinië rollen de koppen. Door de berichtgeving in de pers is het uitgesloten dat mijn cliënten de komende drie jaar nog werk kunnen vinden, als het niet langer is. Het spreekt voor zich dat ze daar schadeloos voor moeten worden gesteld.’
Hans haalde diep adem. Het net sloot zich langzaam en hij hoorde hoe Kristien tevergeefs probeerde eruit te spartelen: ‘Een afvloeiingspremie van 2,5 miljoen dollar is ruim voldoende om iedere schade te dekken, lijkt me zo.’
‘Nee, señora. Die 2,5 miljoen is de wettelijke afvloeiingsregeling. Wegens smaad vragen wij een additionele schadevergoeding van drie jaarsalarissen plus de vaste bonus. Dat komt neer op …’ Doctor Aránguiz ritselde even met zijn papieren, ‘ja, hier heb ik het. Dat komt neer op 4 miljoen en 386 duizend dollar. Netto. Als mijn gewaardeerde collega u vertelt welke bedragen in Argentinië wegens smaad door de rechtbanken worden toegekend, zult u snel de redelijkheid van ons verzoek inzien.’
De arrogante toon van de advocaat en de ongegeneerde hebzucht werden Hans te veel. ‘Zijn jullie helemaal gek geworden? Eerst belazeren jullie de kluit met het apengeld dat je in je zak steekt en nu probeer je er nog eens 7 miljoen dollar aan over te houden? Over mijn lijk!’
‘Denk er om,’ zei Santiago, ‘wij vormen nog steeds de wettige directie van SecuriSur. We kunnen jullie zo uit het pand laten zetten. De politie kan hier binnen tien minuten zijn.’ Hij stond op. ‘Waarom bel je Bastiaan niet? Het is zijn probleem, niet het jouwe. Wij wachten wel op de gang.’
Hans wachtte even tot ze weg waren en pakte de telefoon. Bastiaan moest het nieuws op zich laten inwerken en stortte vervolgens zijn hele arsenaal aan militaire scheldwoorden uit over Argentijnen en juristen. Kristien keek stuurs naar een hoek van het plafond. Uiteindelijk kwam Bastiaan weer tot bedaren en zei dat hij het morgen met Ton zou bespreken. Daar was het nu te laat voor.
Toen Hans de boodschap overbracht dat Rotterdam morgen zou antwoorden, glimlachte dr. Aránguiz fijntjes. Zijn zwart geverfde haar leek extra te glimmen.
‘Misschien is het ten overvloede, maar ik moet u waarschuwen dat u formeel geen besluiten kunt nemen zolang mijn cliënten nog in functie zijn. Ze kunnen persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor wanbeleid.’
De bombast van Aránguiz irriteerde Hans mateloos. ‘Welk wanbeleid?’
‘Er zouden mensen kunnen zijn die een fire sale van SecuriSur als wanbeleid zullen opvatten,’ antwoordde Santiago. ‘De schade zullen ze ongetwijfeld op ons, als wettige directie, proberen te verhalen. En wij dus weer op SecuriGlobe.’ Met een blik van voldoening stond hij op en zei: ‘Tot morgen.’

Buenos Aires, dinsdag 25 januari, 2005

Trindad wachtte tot ze de auto van Hans had zien wegrijden. Het begon te schemeren. Ergens zat iemand te wachten op wat ze zou doen. Als ze weg was zou hij tevoorschijn komen, haar bureaula open maken, de sleutel pakken en controleren of de envelop weer was teruggelegd. Misschien dacht die “iemand” wel dat ze al weg was, en kon hij elk moment haar kantoor binnenkomen. Ze moest aan de waarschuwing van Gustavo denken. Ze luisterde. Het was doodstil in het gebouw. Alleen het zachte zoemen van de airconditioning.
Haastig opende ze haar bureaula. De oude sleutel had haar de hele dag al aangekeken. Ze rilde toen ze hem pakte. Gisteravond had die “iemand” die sleutel in haar bureau teruggelegd. Iemand die volgens Gustavo meer wist van de verdwijning van señora Theunissen. Iemand die haar had gewaarschuwd, “voor haar eigen bestwil”. Die hese stem krabde weer over haar trommelvliezen.
In het kantoor van Hans haalde ze de oorkonde van de muur en stak de sleutel in het slot. Het pistool en de bankbiljetten waren verdwenen. Vijfhonderdduizend dollar. Min vijfduizend; die mocht ze houden had de stem gezegd. Ze haalde het geld tevoorschijn en legde het samen met de contracten terug in het kluisje. Ze wilde geen bloedgeld.
Er woei een vleug koude wind door het kantoor … of was het verbeelding? Ze voelde de donsjes op haar wangen omhoog komen. Het was alsof er van dichtbij naar haar werd gekeken. Het deurtje klikte weer dicht. Ze haalde diep adem en draaide zich om.