Apengeld, een leugentje om bestwil

Toen Yanis Varoufakis, de radicale Griekse minister van financiën, tijdens de Griekse crisis met het idee speelde om naast de Euro een parallel betalingssysteem in te richten, kreeg ik een déjà vu. Waar was dat nog meer uit de hand gelopen? Precies, in Argentinië.

Bastiaan Schotanus, lid van de Raad van Bestuur van SecuriGlobe, haalt op pagina 23 een paar patacones uit zijn bureaula waarmee hij na zijn laatste reis was blijven zitten. Hieronder zie je zo’n biljet, zonder watermerk en met het formaat van een pesobiljet. In eerste instantie lijkt het een gewoon bankbiljet, er staat ook brutaal 1 PESO op en het kwam destijds gewoon uit de Argentijnse flappentap, verscholen tussen de peso’s. Maar in werkelijkheid is het een schuldbekentenis. Wanneer je het biljet omdraait, zie je een paar wetsartikelen die de drager van het biljet garanderen dat hij over vijf jaar bij inwisseling een peso terugkrijgt.

Vanwege de kapitaalvlucht had de centrale bank in 2001 onvoldoende peso’s in voorraad. De peso moest namelijk gedekt zijn door dollars in de staatskas. Daardoor kwam de overdracht van geld aan de noodlijdende provincies in de verdrukking. Uit arren moede begonnen deze zelf geld te drukken en zo kwamen er een stuk of vijftien verschillende soorten van dit apengeld (monoda -> mono = aap, moneda = geld) in omloop. Het apengeld van Andesina heette “condors”.

De provincies begonnen hun werknemers in apengeld te betalen. Deze kwamen hier al gauw boodschappen mee doen. Iedereen voelde op zijn klompen aan dat een patacon, lecop, tucumán of condor niet dezelfde waarde vertegenwoordigde als een peso, maar wat doe je als kruidenier wanneer je meeste klanten alleen maar apengeld hebben. Als je concurrent geen korting op het apengeld berekent, doe je dat zelf natuurlijk ook niet. Er waren overigens supermarkten die van de nood een deugd maakten en als informele wisselkantoortjes gingen opereren, want je kon niet bij iedereen met je apengeld terecht. Zo ontstonden dagkoersen voor al dat noodgeld, een bron voor manipulatie en speculatie.

Bastiaan Schotanus was er van overtuigd dat er bij SecuriSur op grote schaal met apengeld gefraudeerd was (pg 31), maar Manolo Vidal, directeur van Banco Veritas, denkt daar anders over: ‘Wat zijn de officiële koersen van officieus geld waard? Niets, nada.’ (pg 52) En Santiago Hernández, de CEO van SecuriSur, verdedigt zich met: ‘Een CFO van SecuriGlobe moet toch begrijpen dat 160 miljoen condors alleen maar met een discount in de markt gezet kan worden?’ (pg 72)

Heeft SecuriSur nou gefraudeerd of niet? Vindt Bastiaan de smoking gun (pg 28) of speelt er meer?

Hasta pronto.